De avond begint al te vallen als een scootmobiel naast het fietspad in het gras parkeert. Auto’s razen voorbij, met daarin mensen op weg naar huis of naar avonddienst.
Harrie komt met moeite uit zijn mobiel geklommen en wandelt daarna behoedzaam naar een hekje. Achter dat hekje staat zijn plantenkas. Harrie is oud, Harrie is moe. Door een longaandoening moet hij het rustig aan doen. Lopen gaat niet snel, praten ook niet meer. Hij is een schim van wie hij vroeger was.
De oude Harrie was een sterke en grote man die zijn brood verdiende in de binnenvaart. Hard werken, dat is wat hij deed. Nu doet hij dat nog, maar op zijn eigen manier. Iedere dag onderneemt hij de tocht naar zijn kas, in zijn scootmobiel. Elke dag langs dezelfde paden, bomen en huizen.
De kas staat op een groot stuk grond. Eén grote boom in het midden overspant het terrein en zorgt in de hitte voor koelte en schaduw. Er staat een bankje onder. Liefdevol komt Harrie elke dag om de tomaten water te geven en de komkommers in de gaten te houden. Allemaal voor zijn kleinzoon. Zijn kleinzoon is officieel eigenaar van de kas. De jongen woont in België, waar hij op een kostschool zit. Hij leert daar over planten en tuinbouw. Doordeweeks kan hij niet naar zijn kas toe, daarom zorgt zijn opa Harrie liefdevol voor de gewassen. Een gezamenlijke hobby van opa en zijn kleinzoon.
Maar het valt niet altijd mee.
Om de paar minuten hij rusten. Van het hekje naar de kas betekent even zitten. Het eindje van de fruitbomen naar de tomaten put hem uit. Overal staan bankjes, hier en daar een stoel.
Vanaf het naburige veld houden schapen Harrie in de gaten als hij met gieter en potaarde over het land schuift. Elke dag weer, met pijn en moeite. Voor zijn kleinzoon. Je zal maar zo’n opa hebben.