Het was op een woensdagmiddag dat ik langs een kerk reed. Meestal niet veel bijzonders. Deze keer lag dat anders. Een aantal autowrakken stond namelijk opgesteld tegen de toren. Het was duidelijk verkeerd afgelopen met ze.
Ik stopte en ging de situatie eens van dichtbij te bekijken. Al snel kwam ik bij twee openstaande garagedeuren. Een tweetal mannen was te zien, een klant en een garagehouder. De klant verliet de garage al snel na mijn aankomst, opgevolgd door een ander. De zoon van de garagehouder. Niet dat ik dat toen al wist natuurlijk. Hij had in ieder geval vrouw en kinderen in zijn kielzog.
Met de ganse familie kwamen ze vervolgens naar buiten en liepen richting een zwarte auto. Een glimmend exemplaar, nieuw. Een hybride Toyota Prius. Er werd nog net niet tegen banden geschopt. Wat die auto daar precies deed werd niet duidelijk, maar een ritje moest gemaakt worden. En weg waren ze, geruisloos. De vrouw bleef achter met enkele van haar kinderen. De kinderen maakten het erf onveilig op allerlei soorten driewielers. En ik stond erbij. Niet dat ze wisten wie ik was en wat ik kwam doen. Er was nog geen woord gewisseld.
Het eerste woord tegen mij kwam uit de vrouw. Type moederkloek. Het ging over de geruisloze Prius. Ze vond het maar een gevaarlijk ding, zei ze. Zo stil en stiekem, haar kinderen hadden er zo onder kunnen liggen. Na deze zin mengde de oude garagehouder zich ook in het gesprek. Het kwam er op neer dat hij dagelijks onder auto’s lag. Daarna liepen we over het erf langs de kerk.
De man leek nog het meest op een antieke televisiepresentator. Type Rudi Carell. Een ruime glimlach was waarschijnlijk al jaren geleden blijven hangen op zijn gezicht. Ook had hij een enigszins mank loopje. Ik kon het goed bestuderen toen we langs alle wrakken gingen. Vooral oude Amerikanen, maar ook een enkele Kever en wat resten van een Opel Kadett. De man was op een of andere manier blij met mijn komst. We namen de toeristische route door het autokerkhof naast de kerk. Het leek of het dagelijkse kost was voor hem, vreemden rondleiden.
Uiteindelijk kwamen we uit in een grote keuken met daarin een vrouw. Zijn vrouw. En ze keek helemaal niet op van mijn komst. Opeens zat ik aan de keukentafel met een kop koffie en een koek vol met appel. Via een andere deur kwamen de kleine kinderen binnen. Zonder de driewielers, maar met hun vader. Terug van zijn proefrit, zoveel was duidelijk. Ik vond het een goed moment om bij mezelf te rade te gaan hoe ik in deze situatie terecht was gekomen. Een verklaring had ik nog niet gevonden toen er nog een zoon binnenkwam. Zoon nummer twee. Hij ging zitten en keek wat rond. Natuurlijk zag hij mij toen zitten met mijn appelkoek. Aan zijn ouderlijke keukentafel. Ik verwachtte een vraag over het hoe en waarom van mijn aanwezigheid. De vraag die ik kreeg was echter van een andere orde. Of ik toevallig geen melk in mijn koffie wilde gebruiken. Ik zei toen nee.
Het gesprek ging verder en ik had nog steeds geen enkele clou van wat ik eigenlijk te zoeken had in deze woonkeuken. Mijn reis langs de Maas heeft als doel om een glimp op te vangen van het leven van anderen. Dat was ik nu duidelijk aan het doen, maar toch. Ik vond mezelf hier aan de koffie bij een willekeurige achtkoppige familie. Zonder doel en voorgeschiedenis. En het ergste was dat zij dit maar de normaalste zaak van de wereld vonden.
Zoals dat met koffie gaat was mijn kopje op een zeker moment leeg. Ik vond dat het perfecte moment om weg te gaan. Dus dat deed ik. Ik ging door een deur en buiten was ik. Ik ging langs de autowrakken en wierp door het raam een laatste blik op de familie. Nog steeds aan de koffie.
Als mijn bezoek een biografie geweest was, zou het er een zijn zonder hoofdpersoon.
Ik stopte en ging de situatie eens van dichtbij te bekijken. Al snel kwam ik bij twee openstaande garagedeuren. Een tweetal mannen was te zien, een klant en een garagehouder. De klant verliet de garage al snel na mijn aankomst, opgevolgd door een ander. De zoon van de garagehouder. Niet dat ik dat toen al wist natuurlijk. Hij had in ieder geval vrouw en kinderen in zijn kielzog.
Met de ganse familie kwamen ze vervolgens naar buiten en liepen richting een zwarte auto. Een glimmend exemplaar, nieuw. Een hybride Toyota Prius. Er werd nog net niet tegen banden geschopt. Wat die auto daar precies deed werd niet duidelijk, maar een ritje moest gemaakt worden. En weg waren ze, geruisloos. De vrouw bleef achter met enkele van haar kinderen. De kinderen maakten het erf onveilig op allerlei soorten driewielers. En ik stond erbij. Niet dat ze wisten wie ik was en wat ik kwam doen. Er was nog geen woord gewisseld.
Het eerste woord tegen mij kwam uit de vrouw. Type moederkloek. Het ging over de geruisloze Prius. Ze vond het maar een gevaarlijk ding, zei ze. Zo stil en stiekem, haar kinderen hadden er zo onder kunnen liggen. Na deze zin mengde de oude garagehouder zich ook in het gesprek. Het kwam er op neer dat hij dagelijks onder auto’s lag. Daarna liepen we over het erf langs de kerk.
De man leek nog het meest op een antieke televisiepresentator. Type Rudi Carell. Een ruime glimlach was waarschijnlijk al jaren geleden blijven hangen op zijn gezicht. Ook had hij een enigszins mank loopje. Ik kon het goed bestuderen toen we langs alle wrakken gingen. Vooral oude Amerikanen, maar ook een enkele Kever en wat resten van een Opel Kadett. De man was op een of andere manier blij met mijn komst. We namen de toeristische route door het autokerkhof naast de kerk. Het leek of het dagelijkse kost was voor hem, vreemden rondleiden.
Uiteindelijk kwamen we uit in een grote keuken met daarin een vrouw. Zijn vrouw. En ze keek helemaal niet op van mijn komst. Opeens zat ik aan de keukentafel met een kop koffie en een koek vol met appel. Via een andere deur kwamen de kleine kinderen binnen. Zonder de driewielers, maar met hun vader. Terug van zijn proefrit, zoveel was duidelijk. Ik vond het een goed moment om bij mezelf te rade te gaan hoe ik in deze situatie terecht was gekomen. Een verklaring had ik nog niet gevonden toen er nog een zoon binnenkwam. Zoon nummer twee. Hij ging zitten en keek wat rond. Natuurlijk zag hij mij toen zitten met mijn appelkoek. Aan zijn ouderlijke keukentafel. Ik verwachtte een vraag over het hoe en waarom van mijn aanwezigheid. De vraag die ik kreeg was echter van een andere orde. Of ik toevallig geen melk in mijn koffie wilde gebruiken. Ik zei toen nee.
Het gesprek ging verder en ik had nog steeds geen enkele clou van wat ik eigenlijk te zoeken had in deze woonkeuken. Mijn reis langs de Maas heeft als doel om een glimp op te vangen van het leven van anderen. Dat was ik nu duidelijk aan het doen, maar toch. Ik vond mezelf hier aan de koffie bij een willekeurige achtkoppige familie. Zonder doel en voorgeschiedenis. En het ergste was dat zij dit maar de normaalste zaak van de wereld vonden.
Zoals dat met koffie gaat was mijn kopje op een zeker moment leeg. Ik vond dat het perfecte moment om weg te gaan. Dus dat deed ik. Ik ging door een deur en buiten was ik. Ik ging langs de autowrakken en wierp door het raam een laatste blik op de familie. Nog steeds aan de koffie.
Als mijn bezoek een biografie geweest was, zou het er een zijn zonder hoofdpersoon.