De laatste, of eigenlijk eerste, Nederlandse meters van de Maas zijn hele mooie. Bij Maastricht komt de meanderende Maas samen met het voor de scheepvaart aangelegde kanaal om samen de stad te doorkruisen om vervolgens snel op Belgisch grondgebied af te stevenen. Weelderige natuur en glooiend groen geeft het gebied een buitenlands karakter. Ook ligt er een natuurgebied. En wel tussen Petite Lanaye en Oost-Maarland. Dat gebied ligt vanzelfsprekend vol met natuur en het is er heel erg stil, ondanks dat het toch vlakbij de stad ligt. Het enige geluid wordt gemaakt door ritselende bomen en door de dierlijke bewoners van dit stuk Nederland.
Op een koude morgen stond ik er oog in oog met een Equus Caballus Caballus. Voor de duidelijkheid, dat betreft een uitgestorven oerpaard. Min of meer dan, want het is natuurlijk tamelijk curieus om een levend uitgestorven dier tegen te komen. Ze zijn niet echt uitgestorven, ze doen alleen een uitgestorven paardenras, de Tarpan, na. Het zijn Konikpaarden, oorspronkelijk gefokt in Wit-Rusland en Polen met als doel zoveel mogelijk op het niet meer bestaande oerpaard te lijken. En dat doen ze best goed. De Equus Caballus Caballus is een prachtig dier. Donkergrijs en niet te groot van stuk. Ze zijn schitterend ruw in bouw en manen.
Die manen zijn keihard en borstelig. Dat weet ik, want op die koude morgen ben ik ze gaan aaien. Er stond een aantal van die paarden aan de rand van een plas te drinken. Onverstoorbaar, want het Konikpaard trekt zich nergens wat van aan. Nieuwsgierig keken ze op toen ik mijn arm uitstak. Ik aaide wat en ik wreef wat. Ik sloeg ze ook een aantal keer stoer tegen de flank, zoals je dat bij een paard doet. Het stofte. Na een paar minuten vonden ze het kennelijk genoeg en begonnen ze wat wild met hun hoofden in de rondte te zwaaien. Mijn richting in. Misschien dachten ze dat ik ook water uit hun plas wilde gaan drinken. Dat was ik overigens niet van plan.
Ik ben toen maar gegaan, langs omgevallen bomen en roestige hekken. Bij de uitgang van het natuurgebied, want in ons land hebben natuurgebieden een uitgang, stond een bordje. Een deel van dat bordje was ingeruimd voor de Equus Caballus Caballus. Naast wat informatie en een plaatje stond de zin: ‘Pas op, blijf op dertig meter afstand van de paarden. Het Konikpaard is een wild paardenras.’ Je snapt, dat bordje had ik vooraf niet gelezen. Het aaien van de paarden was duidelijk niet de bedoeling. Maar spijt van het aaien heb ik niet, want het was een prachtige ontmoeting bij de sprookjesachtige plas in het zuidelijkste puntje van Nederland. Misschien ga ik nog weleens terug. En dan ga ik ze nog een keer aaien.
Op een koude morgen stond ik er oog in oog met een Equus Caballus Caballus. Voor de duidelijkheid, dat betreft een uitgestorven oerpaard. Min of meer dan, want het is natuurlijk tamelijk curieus om een levend uitgestorven dier tegen te komen. Ze zijn niet echt uitgestorven, ze doen alleen een uitgestorven paardenras, de Tarpan, na. Het zijn Konikpaarden, oorspronkelijk gefokt in Wit-Rusland en Polen met als doel zoveel mogelijk op het niet meer bestaande oerpaard te lijken. En dat doen ze best goed. De Equus Caballus Caballus is een prachtig dier. Donkergrijs en niet te groot van stuk. Ze zijn schitterend ruw in bouw en manen.
Die manen zijn keihard en borstelig. Dat weet ik, want op die koude morgen ben ik ze gaan aaien. Er stond een aantal van die paarden aan de rand van een plas te drinken. Onverstoorbaar, want het Konikpaard trekt zich nergens wat van aan. Nieuwsgierig keken ze op toen ik mijn arm uitstak. Ik aaide wat en ik wreef wat. Ik sloeg ze ook een aantal keer stoer tegen de flank, zoals je dat bij een paard doet. Het stofte. Na een paar minuten vonden ze het kennelijk genoeg en begonnen ze wat wild met hun hoofden in de rondte te zwaaien. Mijn richting in. Misschien dachten ze dat ik ook water uit hun plas wilde gaan drinken. Dat was ik overigens niet van plan.
Ik ben toen maar gegaan, langs omgevallen bomen en roestige hekken. Bij de uitgang van het natuurgebied, want in ons land hebben natuurgebieden een uitgang, stond een bordje. Een deel van dat bordje was ingeruimd voor de Equus Caballus Caballus. Naast wat informatie en een plaatje stond de zin: ‘Pas op, blijf op dertig meter afstand van de paarden. Het Konikpaard is een wild paardenras.’ Je snapt, dat bordje had ik vooraf niet gelezen. Het aaien van de paarden was duidelijk niet de bedoeling. Maar spijt van het aaien heb ik niet, want het was een prachtige ontmoeting bij de sprookjesachtige plas in het zuidelijkste puntje van Nederland. Misschien ga ik nog weleens terug. En dan ga ik ze nog een keer aaien.